Albertus Sleijster (Zt6 > Ah3)
Vader van emigrant Warnerius naar Pella en van de tak Johannes in Brummen
1792 - 1844

In de Zutphense Courant van 1 januari 1844 stond een verslag en een gedicht van Albertus Sleijster, dat hij gemaakt had in zijn functie als doodgraver van de gemeente Zutphen. Hij was doodgraver vanaf ± 1826. Hij was toen ± 34 jaar oud. Hij overleed op 1 februari 1844, op 51 jarige leeftijd, slechts één maand na plaatsing van het krantenartikel met zijn prachtige gedicht.

Vanwege de slechte kwaliteit van de kopie en de verouderde taal heb ik het gedicht "vertaald", want
het is m.i. ook vandaag nog het lezen meer dan waard!

Bewoners van Zutphen! een fonkelnieuw jaar,
zo even door ons ingetreden,
begroeten wij weer, in vreugd of bezwaar,
met dankbare zegengebeden.

Uw dodenbegraver is ook weer gereed,
om met zijn gemengde berichten,
van leven en dood, voor zover hij het weet,
U in zijn betrekking te stichten.
De stemming van uw harten, op nieuwejaarsdag,
wees vrolijk! ik heb er niets tegen,
ik keur af het angstvallig en laakbaar geklaag
bij dankstof voor hemelse zegen.

Met dankbaarheid zijn wij verheugd voor het genot
van levensverlenging, daar velen
de reisweg verlieten, en het heerlijke lot
van het leven met ons niet meer delen.
Het ga op die weg van onze reis naar het graf
naar lichaam en ziel ons gezegend!
Gods machtige hulp zij de steun en de staf
bij al wat ons reizend bejegend.

Bekrone Hij al wat u wenst en verricht,
dit jaar en nog vele na dezen.
Die wens is uw dodenbegraver verplicht,
of zou u het tegendeel vrezen?
u hechtende aan het vaderlandse spreekwoord, wat zegt:
dat elk een dief is in zijn nering (broodwinning).
Nee vrienden! ik gun u het leven oprecht,
al geeft ook uw dood mij mijn tering (brood).

Ik wens u voortdurend met God alle goeds,
in elke betrekking des levens,
bij zegening dankbaar, bij onheil goedsmoeds,
maar ik wens bij dat alles u tevens,
dat Prediker 12 vers 5, tweede deel,
u veel voor de aandacht mag wezen,
opdat u bij het scheiden van het aards toneel
de dood en het graf niet zult vrezen.

Prediker 12 vers 5, tweede deel:
... want de mens gaat naar zijn eeuwig huis,
en de rouwklagers zullen in de straat rondgaan ...

Enkele bijzonderheden over Albertus Sleijster:

Albertus Sleijster was de tweede zoon van Hendrik Willem Sleijster en Catharina van Ouwerkerk. Hun eerste zoon hadden zij Warnerius genoemd, naar zijn grootvader van moeders kant, en hun tweede zoon noemden zij Albertus, naar zijn grootvader van vaders kant.
Albertus werd kleermaker. Hij trouwde op 20 jarige leeftijd met de 23 jarige Magrita Martina van Zeben. Zijn oom Roelof, die net als zijn vader, ook met een dochter van Warnerius van Ouwerkerk getrouwd was, was één van de getuigen.
Een maand later kregen zij hun eerste kind, Catrina.

Vanaf 1818 is Albertus behanger en omstreeks 1825 wordt hij doodgraver bij de gemeente Zutphen.

Albertus sterft al jong, op 51 jarige leeftijd.

Het 2e kind van Albertus, Hendrika, trouwde met Jacob Smeenk en emigreerde 3 jaar later, in april 1847, met 3 kinderen naar Pella. Deze stad in Iowa/USA werd in 1847 gesticht door de "afgescheiden" predikant H.P. Scholte. Jacob Smeenk overleed reeds 7 jaar later.

Het 3e kind van Albertus, Warnerius, emigreerde in 1852, ook naar Pella. Van daar trok hij in 1872 verder naar Orange City.

Bij de diverse aangiften werd het beroep opgegeven.
Dat waren achtereenvolgens: kleermaker, kamerbehanger, behanger, behangersgezel, behanger, en vanaf 1826: 7x doodgraver.

De Zutphense Courant van 1 januari 1844:

De kerkelijke geboorte-inschrijving van Albertus - geboren 17 oktober 1792 - gedoopt 21 okt.

De overlijdensakte van Albertus - 1 februari 1844


Overlijdensextract - gebruikt bij het huwelijk van zijn zoon Johannes in 1851

top