Vanwege de slechte kwaliteit van
de kopie en de verouderde taal heb ik het gedicht "vertaald", want
het is m.i. ook
vandaag nog het lezen meer dan waard!
Bewoners van Zutphen! een fonkelnieuw jaar,
zo even door ons ingetreden,
begroeten wij weer, in vreugd of bezwaar,
met dankbare zegengebeden.
Uw dodenbegraver is ook weer gereed,
om met zijn gemengde berichten,
van leven en dood, voor zover hij het weet,
U in zijn betrekking te stichten.
De stemming van uw harten, op nieuwejaarsdag,
wees vrolijk! ik heb er niets tegen,
ik keur af het angstvallig en laakbaar geklaag
bij dankstof voor hemelse zegen.
Met dankbaarheid zijn wij verheugd voor het genot
van levensverlenging, daar velen
de reisweg verlieten, en het heerlijke lot
van het leven met ons niet meer delen.
Het ga op die weg van onze reis naar het graf
naar lichaam en ziel ons gezegend!
Gods machtige hulp zij de steun en de staf
bij al wat ons reizend bejegend.
Bekrone Hij al wat u wenst en verricht,
dit jaar en nog vele na dezen.
Die wens is uw dodenbegraver verplicht,
of zou u het tegendeel vrezen?
u hechtende aan het vaderlandse spreekwoord, wat zegt:
dat elk een dief is in zijn nering (broodwinning).
Nee vrienden! ik gun u het leven oprecht,
al geeft ook uw dood mij mijn tering (brood).
Ik wens u voortdurend met God alle goeds,
in elke betrekking des levens,
bij zegening dankbaar, bij onheil goedsmoeds,
maar ik wens bij dat alles u tevens,
dat Prediker 12 vers 5, tweede deel,
u veel voor de aandacht mag wezen,
opdat u bij het scheiden van het aards toneel
de dood en het graf niet zult vrezen.
Prediker 12 vers 5, tweede deel:
... want de mens gaat naar zijn eeuwig huis,
en de rouwklagers zullen in de straat rondgaan ...
Enkele bijzonderheden over Albertus Sleijster:
Albertus Sleijster was de tweede zoon van Hendrik Willem
Sleijster en Catharina van Ouwerkerk. Hun eerste zoon hadden zij Warnerius genoemd, naar zijn
grootvader van moeders kant, en hun tweede zoon noemden zij Albertus, naar zijn grootvader van
vaders kant.
Albertus werd kleermaker. Hij trouwde op 20 jarige leeftijd met de 23 jarige Magrita Martina
van Zeben. Zijn oom Roelof, die net als zijn vader, ook met een dochter van Warnerius van
Ouwerkerk getrouwd was, was één van de getuigen.
Een maand later kregen zij hun eerste kind, Catrina.
Vanaf 1818 is Albertus behanger en omstreeks 1825 wordt hij doodgraver bij de gemeente
Zutphen.
Albertus sterft al jong, op 51 jarige leeftijd.
Het 2e kind van Albertus, Hendrika, trouwde met Jacob Smeenk en
emigreerde 3 jaar later, in april 1847, met 3 kinderen naar Pella. Deze stad in Iowa/USA werd in 1847
gesticht door de "afgescheiden" predikant H.P. Scholte. Jacob Smeenk overleed reeds
7 jaar later.
Het 3e kind van Albertus, Warnerius, emigreerde in 1852, ook naar Pella. Van daar trok hij in
1872 verder naar Orange City.
Bij de diverse aangiften werd het beroep opgegeven.
Dat waren achtereenvolgens: kleermaker, kamerbehanger, behanger, behangersgezel, behanger, en
vanaf 1826: 7x doodgraver.
De Zutphense Courant van 1 januari
1844:
De kerkelijke geboorte-inschrijving van Albertus - geboren 17 oktober 1792 - gedoopt 21 okt.
De overlijdensakte van Albertus - 1 februari 1844
Overlijdensextract - gebruikt bij het huwelijk van zijn zoon Johannes in 1851
|